Ruim 91 duizend Nederlanders deden afgelopen jaar een ontdekking waarvan hun nekharen waarschijnlijk overeind zijn gaan staan: iemand is in ons huis geweest, en heeft spullen gestolen. Of: ze hebben geprobeerd binnen te komen.
Dat zoveel Nederlanders met een inbraak te maken kregen is slecht nieuws. Vanwege het persoonlijke leed dat ermee gepaard gaat, maar ook omdat het probleem maar in omvang blijft toenemen. In 2010 werden er nog 82 duizend inbraken en pogingen daartoe geteld. En dat was alweer meer dan vijf jaar ervoor (70 duizend). Wordt er toevallig beter geteld? Of doen mensen tegenwoordig sneller aangifte? Nee, bevestigt de politie: de aangiftebereidheid was altijd al hoog – en bleef stabiel – omdat inbraken zo ingrijpen, en omdat de verzekeraar erom vraagt. Het gaat daadwerkelijk om een toename van het aantal inbraken.
Daarvoor zijn verschillende verklaringen te geven, zegt Rodney Bos, hoofdinspecteur bij de politie en landelijk coördinator van het programma woninginbraken. Om te beginnen speelt volgens hem de crisis een rol. Die geeft meer mensen een reden om te stelen. Daarbij bezitten meer mensen spullen die de moeite van het stelen waard zijn: ‘smartphones en tablets bijvoorbeeld’. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen, een keurmerk dat de politie afgaf als burgers effectieve preventieve maatregelen namen, is sinds enige tijd bij gemeenten ondergebracht. Sindsdien wordt er een stuk minder aandacht aan gegeven en is de publieke belangstelling afgenomen. Verder blijkt Nederland een aantrekkelijk land voor inbrekers uit andere Europese landen omdat de strafeis hier laag is. Bos wil overigens wel benadrukken dat het bij een derde van de aangiften om ‘slechts’ een poging tot inbraak gaat.
High impact
Minister van Veiligheid en Justitie, Ivo Opstelten, neemt de stijging van het aantal inbraken hoog op. Want een jaar na een inbraak blijkt nog ongeveer 20 procent van de slachtoffers de inbraak als traumatisch te ervaren. Vorig jaar bestempelde Opstelten woninginbraken dan ook tot high impact crimes. Ook gaf Opstelten de aanpak van het probleem de hoogste prioriteit. Hij wil in 2017 het aantal inbraken hebben teruggebracht tot hooguit 65 duizend. Daartoe heeft hij afspraken gemaakt met de politie, het Openbaar Ministerie, bestuur en andere partijen. Ook voor burgers ziet hij een rol weggelegd. Opstelten gaat er bovendien van uit dat het al heel wat helpt dat de verschillende politiekorpsen zijn samengevoegd tot één Nationale Politie. Daardoor zou er beter kunnen worden geschoven met mankracht.
Toch is het maar de vraag of elke burger daarmee geholpen is, zegt Tweede Kamerlid Peter Oskam (CDA), die voor zijn partij het woord voert over veiligheid en justitie. ‘Bij de verdeling van politieinzet geldt het recht van de sterkste. Als een grote regio als het Westland te maken heeft met een inbraakgolf, wordt daar inderdaad meer capaciteit geregeld. Maar als Lisse, een kleinere speler, erom vraagt, wordt dat niet meteen gehonoreerd.’ Oskam heeft een kamerdebat aangevraagd om de inbraakstijging te bespreken. In een brief van Opstelten, waarin hij een voorschot neemt op het debat, stelt de minister dat ook hij niet tevreden is met de huidige situatie. Hij merkt op dat vooral mogelijkheden tot preventie nog vaak onbenut blijven, zoals bijvoorbeeld goed toezicht op het Bouwbesluit en het inzetten van buurtpreventieteams. Hij laat nu onderzoeken welke preventieve maatregelen het meest effectief zijn. De politie blijft ondertussen actief: ‘Er worden speciale teams samengesteld en we houden preventieacties’, zegt Bos. Een voorbeeld is de ‘voetjesactie’: tijdens surveillances leggen agenten witte, kartonnen voetjes neer bij openstaande ramen en deuren. Zo hopen ze burgers alert te maken op insluipers. ‘We zien dat mensen vaak pas preventiemaatregelen nemen, nadat ze al slachtoffer zijn geworden van een inbraak.’
Nooit meer Duitsland in
Hoe gaan onze buurlanden eigenlijk om met woninginbraken en kunnen we daar misschien van leren? Nicolien Kop, lector criminaliteitsbeheersing en recherchekunde aan de Politieacademie, deed daar onderzoek naar: ‘In Duitsland, waar ze vooral met rondtrekkende, buitenlandse inbrekersgroepen te maken hebben, worden inbrekers retour gestuurd naar hun thuisland en daar berecht. Bovendien mogen ze nooit meer Duitsland in.’
In Groot-Brittanië markeren veel burgers hun bezittingen met een gecodeerde, onzichtbare vloeistof. ‘Zo kan na diefstal de oorspronkelijke eigenaar van de goederen worden achterhaald. Bovendien blijft de vloeistof maandenlang zichtbaar op handen van diegenen die de gemerkte artikelen hebben opgepakt. De kans om woninginbraken op te lossen wordt daarmee vergroot. Maar het is wel kostbaar. Een beetje vloeistof kost al snel zo’n 150 euro.’ Wellicht ook te kopiëren van de Britten is hun inzet van antiwoninginbraakteams. ‘De ervaring in dit land leert dat een gefocuste aanpak, waarbij verschillende diensten informatie bij elkaar brengen, effect heeft gehad. Het aantal woninginbraken is daar het afgelopen jaar gedaald.’
Wees proactief
Om het aantal woninginbraken in Nederland omlaag te krijgen, is een integrale aanpak nodig, concludeert Kop naar aanleiding van haar onderzoek. Tot nu toe is de inzet er wel, maar het kan allemaal beter. Ze heeft daarmee de politie en overheid aan haar kant. ‘Vooral preventie moet meer aandacht krijgen. Dat heeft meer effect dan opsporing van inbrekers achteraf. De hoogste pakkans heb je immers bij een heterdaadje’ – en hoe vaak gebeurt dat nou? Verder vindt Kop dat de overheid ervoor moet zorgen dat gemeentes het Poltiekeurmerk Veilig Wonen aantrekkelijker maken. Bijvoorbeeld door de benodigde kosten te verlagen. En door in elke gemeente een preventieadviseur aan te stellen, die bij aanvraag van het keurmerk raad kan geven. Ook moet het inbrekers lastiger worden gemaakt om gestolen goederen door te verkopen. ‘Een verplichte, centrale registratie van onder andere sieraden en edelmetalen zou kunnen helpen.’
In Nederland is verder nog winst te behalen als de politie haar informatiehuishouding beter op orde brengt. Kop: ‘De informatie die burgers geven moet op de juiste plek terechtkomen. Als gegevens op de juiste manier worden geregistreerd en vervolgens goed geanalyseerd, kunnen waarschijnlijk veel meer zaken worden opgelost.’ Kop pleit voor antiwoninginbraakteams die het volledige onderzoek verrichten, inclusief het opnemen van de aangifte. Dit krijgt binnen de politie nu verdere invulling. Hoofdinspecteur Rodney Bos ziet ook een belangrijke rol weggelegd voor burgers. Ze maken het inbrekers nog altijd veel te makkelijk. ‘Wees proactief. De drie L-factoren licht, lawaai en lang werk schrikken inbrekers af. Doe daar wat mee. Bij een inbraak kijken bewoners vaak naar de politie. Maar wij zijn slechts het sluitstuk. Als de kraan niet dichtgaat, moeten we blijven dweilen.’
Bron: Eigen huis
Heeft u een slotenmaker nodig? Bekijk de pagina’s slotenmaker Amsterdam, slotenmaker Rotterdam of slotenmaker Utrecht. Zit u in een andere omgeving? bekijk de overkoepelende slotenmaker pagina voor alle andere locaties.